Als jonge tiener zat ik niet goed in mijn vel. Ik was een onzekere buitenstaander die zich stortte op schoolwerk, daar blonk ik in uit. Ook op andere vlakken streefde ik compulsief naar perfectie. Altijd netjes in de rij, binnen de lijntjes en zeker geen fouten maken.

Toen mijn lichaam begon te veranderen, wogen mijn schoolresultaten en sportprestaties niet meer op tegen de afkeer van mijn eigen lijf. Wat ik ook bereikte, ik schaamde me kapot voor wie ik was en hoe ik eruitzag. Daardoor zonderde ik me af en probeerde ik mijn gevoelens en pijn te verdringen door steeds minder te eten en later ook met zelfverwonding.

Mijn wereld werd eenzaam en grauw, ik durfde bijna niet meer buiten komen. Er was dus geen ruimte om jong en onbezonnen te zijn. Het draaide alleen om zo weinig mogelijk een last te zijn, zo probeerde ik mijn bestaan goed te maken.


Sinds mijn ernstige depressie, ongeveer twee jaar geleden, werk ik hard om mijn negatieve zelfbeeld en perfectionisme de deur te wijzen. Intussen erken ik mijn eigenwaarde en ben ik een pak milder geworden. Mezelf de grond in boren, doe ik niet meer. Het is veel fijner om voor jezelf te supporteren.

In mijn herstel ben ik er ook achter gekomen dat ik nooit een rebellerende puber heb kunnen zijn, net zoals talloze jongeren die te maken krijgen met een eetstoornis. We missen een belangrijke fase waarin we experimenteren, risico’s nemen en onszelf gaan ontdekken – onze eigen gedachten, gevoelens, grenzen, waarden en normen, maar ook onze eigen smaak, voorkeuren, verlangens en seksualiteit.

Ik ben geen tiener meer, maar dat wil niet zeggen dat ik geen ‘rebel’ meer kan of mag zijn. Inmiddels ben ik het gewend om niet het paadje van de sociale verwachtingen braaf te volgen, maar de rem af en toe los te laten en te doen wat goed voelt.

Liefs,
R


Plaats een reactie