Ik ben jaloers op Kevin.
Niet omdat hij groter is dan ik.
Niet omdat hij leuke schoenen draagt, of flashy truien.

Ik ben jaloers op Kevin op dagen dat collega’s trakteren voor hun verjaardag of terug zijn van een reis in een ver land en wat plaatselijke delicatessen meehebben om uit te delen. Vandaag is zo’n dag. Op de tafel van de personeelskeuken liggen twee dozen snoep uit India. Felgekleurde groene en gele bolletjes. Kevin passeert aan tafel, leest het begeleidende post-itje, grabbelt in de doos en keilt zonder veel nadenken een van de snoepen in zijn mond. Hij kauwt langzaam en met veel smaak verorbert hij het snoepje. Hij neemt er nog eentje: “Eentje voor onderweg!”

Ik ben jaloers op Kevin.
Ik wilde dat ik dat ook zo makkelijk kon.
Dat lukt me (nog) niet.

Een goeie zes jaar terug werd officieel (lees: door de huisarts, psychologe en diëtiste) bevestigd wat mijn partner al langer dacht: ik heb een verstoorde relatie met eten, in mijn geval een eetstoornis.

Waar een ander zonder nadenken eet wat hij of zij wil, komt er bij mij vaak een duiveltje over mijn schouder meekijken. En meestal spreekt het me op een niet heel positieve manier aan. Ik heb mijn duiveltje Colette genoemd. Dat praat makkelijker. Na al die jaren lukt het me vaak om haar het zwijgen op te leggen, maar nog niet altijd.

Dus wanneer Kevin zo’n fluogroene bol in zijn mond knikkert en dan mompelt: “Best lekker, ook al plakt het als gek”, dan ben ik jaloers. Maar ik gun het Kevin van harte, en ik wil het mezelf ook hard gunnen en dus blijf ik me verzetten tegen het stemmetje in mijn hoofd.

Aaron


Plaats een reactie