We zitten aan een tafeltje van vier. Vier vrienden.
We spreken geregeld af en het gaat er doorgaans luchtig aan toe. We praten over wat ons bezighoudt dezer dagen: verbouwingen, kinderen, werk, vrienden en familie.
Plots zegt een van de drie anderen: “Ik heb een verschrikkelijke winter achter de rug. Het ging niet meer. Ik heb drie dagen thuis gezeten. Mijn baas moeten bellen en vertellen dat het me te veel was. Op mijn veertigste. Ik dacht dat ik ondertussen wel wist hoe ik met stress om kon gaan.”
Daarop slaat het gesprek een andere richting in. Ging het daarnet nog over koetjes en kalfjes, nu praten we over hoe iedereen eens door mindere periodes gaat op het werk of in de thuissituatie. We zijn open en je merkt dat we als vriendengroep respect hebben voor elkaar en voor elkaars ervaringen.
Een van de vrienden, ik noem hem voor het gemak even Bart, kan het zich niet inbeelden dat je crasht of piekerend door de dagen gaat: “Als het teveel is, zeg je toch gewoon: Foert! Dat doe ik. Volgens mij heb je te weinig dingen om handen, waardoor je te veel tijd hebt om te piekeren. Daar zit je probleem. Je moet net méér doen.”
”Nee,” zeg ik, “zo werkt het niet. Als je in een serieuze dip zit of je worstelt met iets maakt hoeveel je te doen hebt echt niet uit. Duizend taken of één, in je hoofd maakt dat niet uit. Al je bandbreedte wordt opgebruikt door dat waar je mee vecht. Alternatieven als ‘ik bel even om uitstel te vragen’, of ‘dat doe ik even niet’ zijn er op dat moment niet.”
Een andere tafelgenoot, Koen, reageert: “Huh, da’s gek. Je verwoordt het precies zoals het is. Alsof je weet wat het is.”
Koen en ik rijden samen naar huis.
Hij haalt nogmaals aan dat ik het zo goed verwoordde.
Koen en ik kennen elkaar al sinds onze studententijd.
We maakten heel wat mee, maar Koen weet niet dat ik ruim zeven jaar worstel met een eetstoornis. Tot dan.
Ik vertel wat ik de laatste jaren meemaakte en dat ik dus zelf weet wat het is om met mentale problemen te worstelen.
Hij valt even stil. “Ok. Dat is heftig. Maar moedig dat je dit vertelt. En knap dat je ermee aan de slag bent gegaan en dat nog steeds doet. Alleen had je dat vroeger mogen vertellen. Zoiets hoef je niet alleen te doen.”
Herkenning, erkenning. Praten over een eetstoornis of iets waar je mee zit, is niet eenvoudig. Maar vaker dan gedacht lucht het wel op en plaatst het de dingen in een context. Ook voor de mensen om je heen.
En dan blijkt meestal dat je echt niet de enige bent.
Niet de enige met problemen, maar ook niet de enige om die te moeten dragen.


