En daar zit ik dan … mezelf te verwijten … dat ik weer een eetbui had. Proberen niet te denken aan alles wat ik op korte tijd zonder nadenken in mijn mond stopte. Een lichaam dat pijn doet en alles vraagt om weer te ‘ontgiften’ van wat ik het aandeed.
Een gevecht in mij om mezelf nu toch toe te laten om iets te eten, terwijl zelfs een glas water drinken al ‘niet meer mag’.
Middenin die strijd … een gevecht dat me pijn doet en me aanzet om in hardheid en strengheid te gaan naar mezelf. Moeten bewegen, compenseren … de drang is heel groot …
Maar daar middenin die strijd …
Kies ik voor die extra zachte trui en donzig zachte broek die zo lekker voelt als ik erover streel. Zoek ik een plekje in de zetel met zicht op de tuin en dek mezelf onder met een warm zacht dekentje.
Ik omarm me, ik sus mezelf en huil … ik laat de tranen komen. Tranen van verdriet en eenzaamheid. Tranen van machteloosheid en droefheid.
Een vogeltje komt me even goeiedag zeggen aan het raam en ik voel een lichte glimlach als ik “Dankjewel dat je me ziet” zeg, waarop het weer verder fladdert.
En als ik hier dan zo zit … omringd door al dat zachte en warme … voel ik een tintelend sprankeltje in mijn hart. En ook dat geef ik de tijd.
Tranen blijven komen, maar ik voel dat ze veranderen … ze worden zachter en warmer.
En ook dat … laat ik gewoon even … zijn.
Want ik leerde, keer op keer op keer, … dit is voor mij de manier om die vicieuze cirkel weer te doorbreken.


