Om aan een eetstoornis te werken, heb je motivatie nodig, veel motivatie.
Die motivatie moet zelfs zo sterk zijn dat die staande blijft op momenten dat de eetstoornis het dreigt over te nemen.
In het verleden heb ik vaak aan mijn eetstoornis gewerkt voor anderen:
voor mijn kleine zusje, voor een vriendin, voor een partner.
Dat werkt, voor even, maar volhouden is vaak moeilijker, omdat die eetstoornis nog te veel ruimte heeft om het over te nemen. Als ik immers eens een mindere band heb met die persoon komt die motivatie al snel op losse schroeven te staan. Of op momenten dat het mij allemaal niet meer kon schelen, vindt de eetstoornis wel 101 excuses om toch maar niet te eten.
Waarom zou ik dat nog moeten doen, wil ik dit zelf wel?
Ik had daar vaak geen antwoord op en daar speelt een eetstoornis zeer handig op in.
Herstellen voor anderen kan zeker een eerste stap zijn als je het (nog) niet voor jezelf kan doen, maar op langere termijn is er meer nodig, denk ik.
Intrinsieke motivatie, motivatie die echt van binnenuit komt, daar gaat het om, volgens mij. Die is immers zoveel krachtiger, omdat je het dan voor jezelf doet, omdat je dan beter weet waar je naartoe wilt en hoe dat er dan uit moet zien. Je lijkt dan zelf sterker te staan, waardoor de eetstoornis minder onderhandelingsmarge heeft.
Ik weet wat ik wil bereiken: ik wil er weer staan, echt staan. Daar hoort ook een beeld bij, in mijn hoofd. Ik merk dat dat beeld heel krachtig is en gaandeweg ontdek ik zelfs dat dat beeld alles zegt. Het toont ook een enorme tegenbeweging, heel duidelijk: ik wil het anders.
Op momenten dat ik het lastig heb, roep ik dat beeld op, het herinnert mij aan wat ik echt wil.
En daar hoort geen eetstoornis bij, of alleszins toch niet op de voorgrond. Ze mag er zijn als stukje van mijn verhaal, maar ze mag niet domineren. Het beeld helpt mij om mij niet te laten gaan, om wat weerstand te bieden. Het herinnert mij aan wat ik echt wil. Ik heb mijn beeld gevonden, hopelijk jij ook?


