“Ik zie jouw criticus schreeuwen tot hier. Je gezicht spreekt voor zich. Wat gaat er door je hoofd nu?”
Van alles. Ik voel woede, angst, weerzin, wanhoop. De diëtiste raakte enkele gevoelige punten aan tijdens ons overleg. Dat gebeurt af en toe, maar deze keer kwam het harder binnen dan verwacht.
De innerlijke criticus blijft sterk aanwezig. Te sterk, zegt ze.
Dus raadt ze me aan om weer contact op te nemen met de psycholoog om me ook op dat vlak extra te laten ondersteunen, zodat zij kan focussen op het voedingsgedeelte.
Tot een jaar geleden ging ik vrij geregeld, maar de voorbije maanden zag ik er niet altijd het nut van in. Ik dacht dat het wel goed zat. Of misschien fluistert de criticus me dat wel in:
“Wat heb je daar te zoeken? Je weet toch al lang wat ze zal zeggen? En wat jij zal vertellen? Wat kan je er nog leren na al die sessies? Geef toe, het is wel gezellig praten, maar thuis is het ook tof.“
De voorbije maanden ging ik niet meer. Ik dacht dat het wel goed zat. Maar blijkbaar toch niet zo goed als ik vermoedde. Ik vertel het aan mijn vrouw en ze knikt. Het lijkt haar een goed idee om weer naar de psycholoog te gaan.
Als ik heel eerlijk ben, kan ik niet anders dan toegeven dat de criticus de voorbije maanden terug de kop opsteekt en me vaak en hard dingen toeschreeuwt.
Dan schreeuwt ze bijvoorbeeld:
“Hé, luiwammes, het geld dat je aan die psycholoog geeft, kan je ook aan andere dingen uitgeven. Aan loopschoenen bijvoorbeeld. Of aan een nieuw loopshirt. Je vindt lopen toch leuk? Dat lucht ook op. Het is gezond en je staat nog scherp ook. Is dat geen beter idee?”
Vaak volg ik dat voorstel. Ik loop vaak. Volgens mijn omgeving heel vaak. Volgens mijn vrouw en nu ook volgens de diëtiste té vaak. Of té vaak met niet altijd de juiste insteek. Dus moet ik een extra rustdag inplannen vanaf volgende week.
Dat komt binnen.
Ik voel mezelf kwaad worden en de spieren in mijn nek spannen samen. Ik kan er niet aan doen, het is sterker dan mezelf. Dit vind ik zo oneerlijk. De voorbije weken werkte ik hard om meer snacks te eten, niet te compenseren in eten, nieuwe dingen te proberen en meer te variëren in mijn maaltijden en nu pakken ze mijn sport af. MIJN DING.
Het huilen staat me nader dan het lachen. “Wat gaat er door je hoofd nu?”, vraagt ze. “Ik wil dit niet. Je mag dit niet doen. Ik heb het nodig.” Dat gaat er door mijn hoofd. En tegelijkertijd besef ik dat ik echt lijd aan bewegingsdrang. Mijn criticus gooit met de eerdergenoemde argumenten: Wat met mijn snacks? Waarom variëren en mezelf uitdagen?
Ze antwoordt kalm: “Wat jij nu eet, inclusief snacks, lijkt voor jou een immense berg eten. Mensen die niet sporten, eten meer dan jij op dit moment. Jij sport elke dag. Jij beweegt elke dag. Wat we nu doen, is een basis leggen om te komen tot wat nodig is om niet langer roofbouw te plegen op je lichaam. Zolang je zo intensief blijft bewegen, heb je mentaal nooit de ruimte om te werken aan je voeding. Daarom wil ik dat je die extra rustdag neemt. Als je dan je voeding goed krijgt en je om de juiste reden sport, namelijk omdat je het echt oprecht graag doet, dan kijken we hoe we dat goed en gezond kunnen doen.”
Ik slik even. Naast diëtiste is ze zelf topsporter. Ze weet uit de eerste hand wat een sportlichaam nodig heeft. En wat ik het dus niet geef. Er zal dus niets anders opzitten dan die extra rustdag in te plannen en te werken aan mijn voedingspatroon wil ik niet langer mijn lichaam afbreken in plaats van op te bouwen.
Na ons gesprek stuurt mijn vrouw een berichtje om te vragen hoe het liep. “Kak”, stuur ik terug. “Dit had ik niet gehoopt. Lastige avond.” Ze stuurt een hartje terug. “Kop op. Ik begrijp dat Collete (de E.S) nu serieus in je hoofd tekeergaat. Ik denk wel dat de diëtiste valide punten heeft en eigenlijk weet jij dat ook. Het zal nog lang moeilijk zijn, maar ik geloof in jou. Geloof jijzelf nu ook maar eens in jou.”
Het gesprek zindert nog de hele avond door mijn hoofd en ook de ochtend erna hoor ik alles opnieuw en opnieuw.
Het is alsof ik even een stevige duw kreeg en gevallen ben.
Maar na de eerste schrik bekijk je de wonden en vaak vallen die beter mee dan gedacht.
Dus een pleister erop en terug op de fiets.
Figuurlijk dan, want vanaf volgende week neem ik een extra rustdag en het telefoonnummer van de psycholoog ligt klaar om een afspraak in te plannen.
Heb ik daar zin in? Nee, eerlijk gezegd niet op dit moment.
Maar ik wil hier wel uit.
Die criticus moet en zal ik klein krijgen.


