Ik kan me verliezen in mijn eigen schaduw. Of beter gezegd, ik voel me soms dakloos in mijn eigen schaduw. Onbeschermd en overgegeven aan de buitenwereld. Dan hangen mijn eigen gedachten als een donkere wolk over me heen en schuil ik ver weg, weg van het dreigende onweer. Dan kruip ik in mijn schuilkelder. In mijn schuilkelder is het niet bijster gezellig. Voor je plezier zit je daar niet. Telkens weer vraag ik me af wat ik er zoek. Het is er donker, kil, koud. Het eten is sterk gerantsoeneerd en erg eenzijdig. Na een paar dagen in mijn kelder, verplicht ik mezelf het luik open te duwen en te kijken of de wereld er nog is. Dan blijkt vaak dat de zon schijnt en de donkere wolken overgetrokken zijn. Zo ben ik helemaal voor niets in mijn kelder weggedoken. Dan blijkt dat ik als amateurmeteoroloog de wolken verkeerd gelezen heb en een orkaan voorspelde waar er hoogstens wat motregen dreigde.

Gelukkig kan ik beter dan vroeger inzien dat ik helemaal geen goede weerman ben en dat mijn voorspellingen vaker fout dan juist zijn. Mochten de cafébazen voortgaan op mijn voorspellingen, zouden ze geen terrassen meer bedienen. Scheepskapiteins zouden de havens niet meer verlaten, vliegtuigen zouden leeg op het tarmac blijven staan. Ik zie het vaak nogal somber in. Dat komt door het lage zelfbeeld dat ik heb. Ik ben best wel slim en weet weinig over vele dingen – wat ik een goed punt vind – maar het ontbreekt me weleens aan zelfvertrouwen. Ik leg de lat hoog, te hoog, en faal dan in mijn ogen om mijn onrealistische doelen te halen. Wat ik doe, zijn toevalstreffers of niets buitengewoon. Wat ik niet doe, is het resultaat van mijn niet-kunnen. Zo zie ik het geregeld. De buitenwereld weet gewoon nog niet dat ik maar doe alsof. Dat gevoel heb ik wel vaker en de ene keer al wat harder en langer dan de andere keer. Wanneer ik dat heb, vlucht ik in mijn schuilkelder, waar het zoals ik al schreef niet gezellig vertoeven is. Ik zit er alleen, in het donker en denk vaak enkel aan eten of niet eten. Want dat geeft me rust en een (vals) gevoel van controle.

Maar eigenlijk wil ik helemaal niet in die kelder. Dat hoeft ook niet, want de zon schijnt en de wolken die er af en toe voor verschijnen, waaien meestal snel voorbij. De dagen in een jaar die je doorweekt bent na een fietsrit, zijn op twee handen te tellen. Dat weet elke weerman, hoe slecht ook.

Alleen moet je het zelf ook willen durven geloven. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Dus probeer ik het nu ook zo te zeggen: “Ik weet dat die wolken wel voorbij waaien, ook al geloof ik het nu nog niet.”

Een vriend zei me onlangs: “Jij bent een goudvis. Je hebt alle capaciteiten om uit te groeien tot een prachtig dier, maar je maakt je bokaal zo klein en beklemmend dat je een guppy blijft. Je maakt jezelf kleiner dan je bent. De wereld heeft wat te bieden. Groei verdorie uit tot die sierkoi die je werkelijk bent. Geloof in jezelf.”


Plaats een reactie