Tot twee maanden geleden stond ik elke ochtend op de weegschaal.
Dikwijls woog ik me meerdere keren doorheen de dag. Het getal op het schermpje schommelde weinig en dat stelde mij gerust.

Samen met de diëtist besloot ik om de weegmomenten af te bouwen.
Ze gaf me twee opties: ‘cold turkey’ stoppen met wegen of geleidelijk afbouwen. Bij de eerste optie vermeldde ze dat het niet de bedoeling is om nooit meer op de weegschaal te staan – op lange termijn gaat vermijding niet helpen. Geleidelijk afbouwen kreeg mijn voorkeur, ik werd al zenuwachtig bij de gedachte dat ik de dag nadien er niet meer zou mogen op staan.

Mijn eerste doel: enkel in de ochtend wegen en niet meer overdag. Op dagen dat ik er meermaals op ging staan, was ik heel nerveus. Ik zocht controle door steeds weer te gaan checken dat er niet te veel was bijgekomen. Toch gaf het me geen rust, integendeel. Veel op de weegschaal staan, hield de angst om bij te komen in stand.

Het lukte om het wegen te beperken tot de ochtend. Ik leerde met de spanning omgaan op gezonde manieren – gitaar spelen werkt het beste.

Niet veel later overtuigde de diëtist mij om het wegen te beperken tot twee keer per week. Die stap leek groot, maar ik stemde in. “Ik wil vooruit”, zei ik tegen mezelf.

De diëtist liet er geen gras over groeien en moedigde mij aan om het verder af te bouwen naar één keer per week. Dat zag ik niet meteen zitten, maar het lot had nog een grotere uitdaging in petto. Per ongeluk botste mama tegen de weegschaal en ze brak in stukken vaneen.

Initieel bleef ik er vrij rustig bij. “Het is maar een weegschaal, mijn gewicht is al maanden onveranderd, ik kan het zonder”, suste ik mezelf, “als ik verder doe zoals ik bezig was, dan kom ik normaal gezien niet bij.” Ik probeerde om mijn eet- en beweeggedrag er niet door te laten beïnvloeden.

Naargelang de weken vorderden, maakte de onzekerheid me steeds meer angstig en de spanning bouwde op. Een paar keer stond ik op het randje om een weegschaal te kopen, eentje die ik dan waarschijnlijk in mijn kamer zou zetten. “Maar dat wil ik niet, dat is weer tien stappen achteruit.”

Enkele dagen geleden moest ik langsgaan bij de controlearts van de mutualiteit. Mijn gewicht werd gevraagd, zoals altijd, maar voor het eerst in jaren wist ik het antwoord niet. Ik dacht dat ze het daarbij zou laten, maar blijkbaar stond er een weegschaal en ze vroeg mij om erop te gaan staan. “Je mag er omgekeerd opstaan zodat je het niet ziet”, stelde ze voor. Maar ik moest het weten en ging erop staan.

/// kortsluiting ///

Het cijfer was hoger dan dat ene getal waar ik mij krampachtig aan vasthoud. De spanning van de voorbije weken kwam ongevraagd los. Tranen welden op en het werd moeilijk om de vragen van de arts te beantwoorden. Eenmaal ik thuis was, kwam alles eruit.

Ik denk dat de weegschaal macht over mij zal houden zolang ik me blijf vastpinnen op dat ene getal. Het bepaalt de hardheid van mijn innerlijke dialoog – alsof mijn lijf niet buiten een bepaalde grens mag bestaan. Ik besef dat het maar een getal is en dat het niets zegt over wie ik ben. Desondanks hecht ik er vreselijk veel waarde aan.


Plaats een reactie