Deze week zag ik op internet een filmpje voorbij komen van een Formule 1-piloot die uitgedaagd werd om eens met een rallywagen te rijden. De man, die voor geen kleintje is vervaard, ging de uitdaging met veel goesting aan. Hij zette zich achter het stuur, kreeg enkele instructies mee en vertrok met gierende banden. Een paar minuten later zat zijn race erop. Hij stapte uit en kreeg meteen een microfoon onder zijn neus geduwd. Wat hij ervan vond? Fantastisch en een heel andere ervaring. Of hij het zag zitten om ook eens mee te rijden als passagier met een echte rallyrijder? Met de liters adrenaline die nog door zijn lijf gierden, zei hij ja.
Vijf minuten later stapte hij trillend op zijn benen uit de rallywagen. Hij zag lijkbleek. ‘Dit is echt geschift. Die man is gek. Je zag niets en hij gaf vol gas. Op stukken waar ik in de remmen ging, gaf hij gas bij. Hij is gek.’
Ik stuurde het filmpje door naar enkele vrienden met de boodschap dat het toch wel straf is dat een Formule 1-piloot zo bang kan zijn in een auto. Je zou denken dat je wel wat gewend bent, wanneer je zelf dag in, dag uit aan een rotvaart over een circuit rijdt. Een van mijn vrienden antwoordt dat hij niet zo verrast is. ‘Zo vreemd is het niet’, zegt hij. ‘Hebben we niet allemaal al eens in een auto gezeten als passagier, waar we instinctief wilden remmen?’
Ik herinner me een van mijn eerste rijlessen nog. Mijn moeder zat naast me, haar armen gestrekt en met haar handen zichzelf afduwend tegen het dashboard. ‘Remmen!’, brulde ze. ‘Afstand houden. Meer afstand houden!’ Na een halfuur zette ik de wagen aan kant, schakelde ik de motor uit en gaf de sleutels aan mijn moeder. ‘Hier’, zei ik, ‘rij zelf maar terug. Dit kan ik niet aan.’ Thuisgekomen besliste mijn moeder om me op rijlessen te sturen met de rijschool. Wie beter dan een professional met stalen zenuwen om mensen op het juiste pad te houden? Letterlijk dan.
Gisteren had ik een gesprek met mijn arts. Ze feliciteerde me met de vooruitgang die ik de voorbije maanden heb geboekt en vroeg wat haar aandeel was in de progressie. Ik denk dat ze me bewust heeft gemaakt dat het minder angstig is, wanneer je de controle neemt.
Dus ben ik nu de persoon die brult, wanneer de eetstoornis anders rijdt dan ik wil. Ik ben het beu om doodsangsten uit te zitten en de weg niet te kunnen bepalen. Ik brul zo hard mogelijk terug en eis de sleutel en de plek achter het stuur op. Dat is soms beangstigend. Ik ben niet steeds de beste chauffeur en rijd soms verloren of kom soms in situaties terecht die ik van tevoren niet goed kan inschatten.
Net dan schreeuwt de eetstoornis dat zij het wel opnieuw zal overnemen. Maar net zoals ik mijn rijbewijs haalde – na drie pogingen – weet ik dat ik ook in dit examen zal slagen. De manoeuvres op het parkeerterrein van de supermarkt lukken goed en ook het rijden op de openbare weg lukt beter en beter.


