Anorexia nervosa blijft tot op vandaag een van de meest complexe en vaak verkeerd begrepen aandoeningen binnen de gezondheidszorg. Ondanks decennialang onderzoek blijven hardnekkige mythes en misvattingen voortbestaan. In Van heks tot mens nemen dr. Martine Delfos en Liesbeth Libbers de lezer mee op een indrukwekkende reis van historische framing naar recente wetenschappelijke inzichten. Maar biedt het boek ook wat het belooft?

Wat meteen opvalt, is de enorme hoeveelheid werk die in dit boek is gaan zitten. Het eerste hoofdstuk onderzoekt hoe anorexia door de eeuwen heen werd begrepen – of beter gezegd: vaak níet werd begrepen. Vanuit culturele, religieuze en maatschappelijke invloeden ontvouwt zich een pijnlijk beeld van hoe (vooral vrouwelijke) lichamen en gedragingen historisch zijn gestigmatiseerd. Dit deel is historisch rijk en goed onderbouwd.Ook het derde hoofdstuk, waarin de auteurs recente wetenschappelijke literatuur bespreken, is indrukwekkend. Ze richten zich op minder bekende biomedische invalshoeken – bijvoorbeeld het idee dat anorexia mogelijk een systeemziekte is, gekoppeld aan auto-immuunprocessen. Het is verfrissend om die inzichten zo helder en toegankelijk gepresenteerd te zien.

Toch bleef ik als lezer wat op mijn honger zitten bij hoofdstuk twee. Hier stellen de auteurs voor om het label ‘nervosa’ los te laten, omdat het volgens hen de focus te veel op psychologische oorzaken heeft gelegd – oorzaken die zij als onvoldoende bewezen beschouwen. Hoewel dit een prikkelende gedachte is, miste ik hier nuance. Psychologische en psychiatrische modellen zijn doorheen de jaren uiteraard geëvolueerd en worden vandaag vaak veel breder en integratiever ingezet dan het boek laat uitschijnen (in Vlaanderen toch).

Daarnaast blijft het boek vaag over wat een concreet alternatief zou zijn qua behandeling. Het kritische geluid tegenover bijvoorbeeld dwangvoeding is begrijpelijk, maar de indruk wordt gewekt dat dat zowat de enige behandelpraktijk zou zijn. In werkelijkheid omvat een behandeling bij eetstoornissen vaak veel meer: werken aan motivatie, het verkennen van de functie van de eetstoornis, samenwerking met familie en een geïntegreerde aanpak van lichaam én geest. Dat verdient ook erkenning.

Ondanks die kanttekeningen vind ik Van heks tot mens absoluut de moeite waard. Het is helder geschreven, rijk aan bronnen, en vooral: het wil iets fundamenteels veranderen aan hoe we kijken naar anorexia. Delfos en Libbers willen het gesprek kantelen – weg van veroordeling en simplificatie, richting een breder, eerlijker en genuanceerder perspectief.

Voor professionals in de (geestelijke) gezondheidszorg, voor ouders en naasten, en zeker ook voor mensen die zelf worstelen met anorexia, is dit boek een waardevolle bron. Het biedt geen pasklare antwoorden, maar wél stof tot nadenken – en misschien is dat precies wat we nodig hebben.

Groetjes,
Els


Plaats een reactie