Met z’n tienen staan we rond de pizzaoven verzameld. De rook bevangt ons wat en mijn ogen tranen. ‘Dit hoort erbij’, zegt de docente, ‘dat zijn restjes die opbranden.’ Ik hoest even en drink een slokje water. De man naast me schuift zijn pizza vanop zijn schep de hete oven in. Een minuutje later haalt hij de perfect gebakken pizza er terug uit. ‘Zo! Dat ziet er goed uit.’
Een dame in een knalroze zomerjurk snijdt de pizza in stukken. Ik neem een spie en bijt een stuk uit de korst. Het deeg is knapperig en de tomatensaus lekker zoet. ‘Dat smaakt’, zeg ik en ik steek mijn duim op naar de pizzabakker.
Deze workshop lag al even vast en na twee uur praten over bloemsoorten, gist en rijstijden, deeg kneden, groentjes snijden en bakken kunnen we proeven van onze baksels. En die zijn best lekker. Ook al kennen we de medecursisten pas sinds de start van deze workshop, het is een gezellige bende en al snel raken we aan de praat terwijl we om beurten een pizza beleggen en afbakken. Proeven hoort er uiteraard ook bij.
En dat zijn dingen waar na jaren van ongekend hard te zijn geweest voor mezelf terug van kan beginnen genieten. De voorbije jaren had de eetstoornis me zo in haar greep dat genieten een scheldwoord was geworden. Genieten was voor ‘losers’, voor mensen zonder karakter, voor mensen die zich na het eten van een stukje chocolade terug in een dieet zouden storten. Dat had ik helemaal niet nodig. Ik was hard genoeg om ‘nee’ te kunnen zeggen.
Te kunnen zeggen?
Te moeten zeggen eerder.
De eetstoornis liet me op een gegeven moment geen ruimte meer. Te moeten. Ik moest hele dagen dit en hele dagen dat. Ik mocht niets en moest alles. Als ik mezelf dan toch iets toestond, was ik een sukkel en moest ik daar de volgende dag extra hard voor werken of compenseren.
Ik neem een stukje van de volgende pizza. Eentje met gerookte kaas. Minder mijn ding. Ik neem nog een hap en kauw. Terwijl ik kauw, merk ik dat mijn hoofd op hol slaat. ‘Heb je niet al genoeg gegeten? Een glas wijn over de middag? Hoeveel cursisten moeten je nog een stuk aanbieden? …’ De eetstoornis is nog niet volledig weg.
Maar ik geloof wel dat ik op de goeie weg ben. En zoals de docente zegt: ‘Tijd nemen loont. Zelf je deeg maken en dat de nodige tijd geven om te laten rijzen levert een betere pizza op.’ Dus zoek ik mijn weg en vecht ik samen met de mensen rondom me tegen het beestje in mijn hoofd dat op mindere dagen wat harder durft roepen. Als ik blijf vechten, krijg ik het wel stil.
Ik merk nu al dat het haar stem verliest. Ze klinkt heser en heser en soms hoor ik ze dagen niet. Daarna durft ze extra hard te schreeuwen. Maar ik voel me sterker en weerbaarder worden. En stilaan kan ik opnieuw genieten van lekker eten en fijn gezelschap om me heen. Langzaamaan voel ik me terug verbonden met de mensen om me heen en leer ik terug welke rol samen eten en drinken daarin spelen.


