Ik woonde deze middag een debat bij rond onderwijs in Vlaanderen. Drie directeurs zaten rond een ronde tafel en spraken over hun visie op onderwijs in ons land. Niet meteen iets dat je zou linken aan eetstoornissen. Tot een van de sprekers dieper inging op het meten van de kwaliteit van ons onderwijs.
‘Door vaker de koorts te meten, genees je niet sneller’, zei hij. Hij bedoelde daarmee dat het in zijn ogen weinig zinvol was om de onderwijsinspectie vaker naar scholen te sturen of om die onverwachts langs te laten komen. Dat bezorgt het hele schoolteam stress en leidt iedereen af van hun kerntaak: onderwijzen en kinderen leren hoe ze op eigen benen kunnen staan.
Ik weet niet waarom, maar die uitspraak raakte me ergens. Is dat zo? Genees je niet sneller door vaker temperatuur te nemen? Nee, op zich niet. Maar op zijn minst hou je die parameter wel in het oog. Is het dan nadelig voor de patiënt? Bezorg je die onnodig stress? Misschien wel. Misschien maak je hem wel nodeloos ongerust.
Enkele maanden terug getuigde ik in een grote krant over mijn ervaringen als man met anorexia nervosa. Ik ging het gesprek ook aan met mensen uit mijn dichte en verdere omgeving die niet op de hoogte waren. Het voelde als een verademing en ik heb absoluut geen spijt van de stap die ik toen zette. Het heeft me enorm geholpen in het herstelproces en ik voel dat ik zoveel verder sta. Het verschil tussen de ik nu en de ik van een jaar geleden is merkbaar. Voor mezelf en voor de mensen rondom me.
En hoewel de figuurlijke koorts is afgenomen en ik niet langer in de gevarenzone zit, wordt mijn temperatuur vaker dan ooit opgenomen. Niet letterlijk natuurlijk. Mensen duwen geen thermometer in mijn mond of onder mijn oksel of elders. Maar ik merk soms dat ik denk dat het beter zou gaan mocht ik niet voortdurend op de eetstoornis worden gewezen. Dan zit ik met familie te eten, leg ik mijn bestek neer en dan volgt de vragenronde: ‘Heb je genoeg? Echt genoeg? Zit je vol? Wil je niet nog? Lust je het niet?’, ‘Ja, ja, ja, nee en ja.’
Of dan drinken we een kop koffie, neem ik een koekje en dan zie ik mensen knikken. ‘Het gaat echt veel beter met je.’
Kijk, ik begrijp het. Ik weet dat iedereen zijn uiterste best doet om me gerust te stellen en het stelt uiteraard ook hen gerust om te zien dat het beter met me gaat. Maar je hoeft het niet altijd te benoemen of er elk gesprek naar toe te sturen. Ik praat met veel plezier over de ziekte met iedereen die iets wil weten of met vragen zit. Maar niet elk moment van de dag en niet elk gesprek. En ik weet dat ik me dat wellicht inbeeld en dat dat een van de denkfouten is waar de eetstoornis op probeert te spelen, maar toch. Soms wou ik wel dat het wat minder was.
Maar meet alsjeblieft mijn temperatuur en kom eens onverwachts op inspectie.
Het levert me stress op en maakt me soms nerveus.
Het herinnert me eraan dat ik ziek ben.
En dat is nu nog goed.
Heel goed zelfs.


