Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar op het dieptepunt van mijn eetstoornis bruiste ik van energie. Ik zou bij wijze van spreken zonder verpinken een marathon gelopen hebben.
De oorzaak was niet ver te zoeken: bewegingsdrang.
Bewegen is altijd mijn uitlaatklep geweest. Voelde ik me vroeger angstig, bezorgd of triest, dan maakte ik als ‘troostprijs’ een mooie wandeling. Nadien voelde ik me als herboren en ‘kon ik er weer tegen’. Alles was mooi in evenwicht en ik had mijn ‘oplossing’ gevonden … dacht ik.
Echter naarmate de eetstoornis – die ik jarenlang mooi onder controle had gehouden – weer de kop opstak, nam ook de drang om te bewegen toe. Terwijl ik in het begin nog genoegen nam met één wandeling per dag, werden het er al gauw twee per dag en ga zo maar door. Toch was ik nog niet helemaal tevreden. Ik moest ook controle krijgen over hoeveel ik precies bewoog. Ik herinnerde me dat ik ooit een stappenteller had gekregen en die werd al gauw mijn onafscheidelijke bondgenoot.
Zonder dat ik het besefte, werd de ‘zin’ om te bewegen een ‘drang’ die ik zelf niet meer onder controle had. Stelselmatig ging de lat alsmaar hoger: ik had nooit genoeg gestapt. Het duurde niet lang vooraleer ik het aantal stappen overschreed van wat als ‘gezond’ werd beschouwd. Het cijfer op de stappenteller werd mijn belangrijkste doel elke dag.
Na verloop van tijd moest ook alles wijken voor mijn dagelijkse ‘portie’ beweging. Een zondagnamiddag luieren op de bank samen met mijn vriend werd een onhaalbare kaart voordat ik die dag mijn vereiste aantal stappen had gezet. Een namiddagje op een terras doorbrengen, werd al gauw een onmogelijke ‘opgave’. Kortom, ‘normaal’ leven zat er niet meer in.
Tot ik op een dag in de lappenmand ben beland. Mijn arme lichaam gaf er de brui aan en ook mentaal was ik ‘op’. Opname na opname volgde en telkens weer stond de bewegingsdrang mijn herstel in de weg.
Pas vijf jaar geleden kwam uiteindelijk de ommekeer. Broos als ik geworden was, had ik op een banale manier verschillende ribben gekneusd. Bovendien was ik mentaal en fysiek volledig opgebrand. Ik herinner me nog levendig het moment dat ik ‘s middags aan tafel moest zonder mijn portie beweging die ik op dat ogenblik al ‘moest’ verzet hebben. Ik wist echt niet waar ik het had. Moest ik nu ‘gewoon’ eten zonder te bewegen? En nog belangrijker: wat zou dit betekenen voor het getal op de weegschaal?
Pas na lange tijd en na een aantal ruwe confrontaties met de realiteit, leerde ik aanvaarden dat meer bewegen dan je lichaam aankan én louter mét het doel om calorieën te verbranden, allesbehalve gezond is. Voor niemand trouwens. Bewegen doe je voor de fun en omdat het je batterijen weer oplaadt. Bovendien hoort daar een evenwichtig eetpatroon tegenover te staan.
Tot op heden heb ik veel – nog niet alles – van die dingen leren aanvaarden. Mijn gewicht steeg, maar ook daar kreeg ik vrede mee.
De eerlijkheid gebiedt me wel te zeggen dat ik dit proces niet in mijn eentje heb doorlopen. Ik had en heb de broodnodige hulp van mijn psycholoog en vooral: mijn ouders. Zij waren er de laatste acht jaar dag en nacht voor mij. Ook mijn vriend stond en staat nog altijd mee op de barricade. Ook het zoeken van afleiding – in mijn geval puzzelen en schrijven – heeft mij geholpen om de noodzakelijke mentale rust te vinden.
Enerzijds ben ik er best trots op dat ik al zo’n lange weg heb afgelegd. Anderzijds is het wel zo dat ik ten volle besef dat beweging – op welke manier dan ook – levenslang een aandachtspunt zal blijven.
Conclusie: bewegen kan zowel een vloek als een zegen zijn. Het is een kwestie van het evenwicht te vinden dat voor jou werkt. Die zoektocht is en blijft een proces van vallen en opstaan. Maar ga vooral de uitdaging niet uit de weg. Als ik het kan, kan jij het ook!


