Julie is mijn lief. Een stoere, intelligente en lieve jongedame. Ik ben Jonas. En dan is er Jeroom. Jammer genoeg niet onze kat, maar wel de eetstoornis. Jeroom spookt soms door Julie haar hoofd. De ene dag is het een klein schoothondje dat zachtjes keft, maar op andere dagen is het de grote boze wolf die Julie het leven zuur probeert te maken.
Maar nu gaat het even over mij. Het is niet ‘mijn’ eetstoornis, en dus ben ik best benadeeld in het begrijpen van Jeroom. Ik ben wel empathisch en met een gezonde portie enthousiasme, geduld en nieuwsgierigheid ben ik in de boeken gedoken om er iets van te begrijpen. Ik ga ook naar een therapeut; niet om te ventileren, maar omdat ik op zoek ben naar hoe ikzelf hiermee kan omgaan.
Ik voel me hier soms raar bij, ik heb schuldgevoelens en pieker erover. Ik heb veel vragen die bepaalde gevoelens met zich meebrengen. Maar ik probeer ook mild te zijn naar mezelf.
Is het niet egoïstisch om het zo vanuit mijn perspectief te zien?
Misschien wel. Maar ik ben ook een actor in dit hele gegeven. Ik weet dat Julie er alles aan doet om Jeroom niet te veel aanwezig te laten zijn in onze relatie. En toch is hij er soms. Soms omdat hij luid aan het rondspoken is, maar evengoed omdat ik me die dag nu eenmaal meer zorgen maak. Julie vecht tegen Jeroom en ik moet vechten tegen mijn zorgen.
Zij wil de eetstoornis liever geen naam geven, dan doen we dat toch beter niet?
Ja, maar soms helpt het mij om even boos te kunnen zijn op ‘iets’ of ‘iemand’. Dan kan ik Julie liefhebben, vastnemen, troosten en ondertussen toch boos zijn op Jeroom.
Julie zegt dat de eetstoornis onderdeel is van haar, en niet apart mag gezien worden. Maar ik zie Julie als zacht en lief, en zo gedraagt ze zich ook … behalve als het over haarzelf gaat.
Zij weet het toch het allerbest?
Ja, natuurlijk! Maar … soms zie ik iets vooraleer Julie het ziet. En dan twijfel ik tussen iets zeggen of niet. Ik wil iets zeggen omdat ik dan denk dat ik haar ervan kan behoeden. En ik wil zwijgen omdat ze het zelf wel kan, en omdat ik haar lief en geen psycholoog ben. Ik wil praten omdat ik haar het leven makkelijker wil maken. En ik zwijg om de rust te bewaren. Het moet eruit, omdat ze het dan niet alleen hoeft te doen. Maar ik doe het niet omdat zij het eigenlijk toch best zelf doet. Dat is het beste voor ons allebei.
Zij moet toch niet beschermd worden?
Nee, uiteraard niet, want Julie is de stoerste en sterkste. Maar dat wil niet zeggen dat ik haar soms niet zou willen beschermen. Ik wens haar rust, kalmte en een realistisch (en dus een mooi) zelfbeeld. En Jeroom gunt haar dat niet. Mocht ik dat beest gewoon kunnen vastgrijpen en wegsmijten, en …, maar dat gaat niet. Dat kan ik niet. Dat kan niemand. Ik kan niet veel doen.
Ik ben machteloos.
Maar … ik kan toch steunen? En liefhebben? En haar proberen begrijpen? En Jeroom proberen begrijpen. En meedenken, en praten en nadenken en uitdagen. En soms een spiegel voorhouden, en de andere keer dan weer niet. En ik mag ook fouten maken en eens iets verkeerds denken of zeggen. En zij zal me dat waarschijnlijk vergeven, net zoals ik haar zou vergeven.
Het is soms moeilijk voor mij om dit te zien. Maar mijn macht ligt niet bij het proberen inperken of het aanvallen van de eetstoornis. Wel in het helpen opbouwen van mijn lief haar zelfvertrouwen. Als partner kies ik ervoor om lief te hebben, te steunen en vertrouwen te hebben dat zij haar weg zal vinden. Ik zal haar helpen; niet als psycholoog, wel als steunpilaar en knuffelaar.


