‘De gulden middenweg bewandelen is niet ingewikkeld. Het betekent gewoon er zijn. Behulpzaam zijn als iemand hulp kan gebruiken. Je begripvol opstellen, zelfs als je niet alles begrijpt.’
Dit stukje uit ‘Deze winter’ van Alice Oseman raakte me.
Omdat het zo waar en herkenbaar voelt. Het is ook wat ik het meeste nodig heb van mijn omgeving op mijn weg naar herstel van mijn eetstoornis.
Tegelijk besef ik heel goed dat het feit ‘dat het niet ingewikkeld is’, niet wil zeggen dat het gemakkelijk is. Integendeel, het lijkt me aartsmoeilijk.
Zo kan ik me bijvoorbeeld voorstellen dat het heel moeilijk te begrijpen is waarom een dierbare met een eetstoornis ‘doet wat hij/zij doet’ als je zelf geen eetstoornis hebt (gehad). Vaak begrijp ik zelf niet eens waarom ik, in mijn geval, zo nodig restrictief moet eten. Rationeel kan ik heel goed zien dat het niet gezond is en dat het mij helemaal niet gelukkiger maakt. En toch. Toch is de drang om ermee door te gaan soms nog zoveel groter dan ‘dit stevige rationele weten’.
Ik kan me voorstellen dat het je machteloos kan doen voelen wanneer je ziet hoe iemand om wie je geeft, afglijdt en verdwijnt in een rare wereld waarin eten, wat normaal heel natuurlijk verloopt, iets heel ingewikkelds en complex geworden is. Wanneer je ziet hoe iemand waarvan je houdt zelfs zijn/haar gezondheid in gevaar brengt, tot op het levensbedreigende af.
Ik kan me ook voorstellen dat het je heel gefrustreerd of zelfs boos kan maken.
Dat je iets wil doen. Dat je de ander wil doen eten. Gewoon. Wil. Doen. Eten.
Ironisch eigenlijk dat dit zo begrijpelijke menselijke gedrag net vaak het omgekeerde effect heeft. Zo is dat toch bij mij. Hoe meer ik mij onder druk gezet voel om te eten, hoe meer ik me in het nauw gedreven voel. Recht in de armen van de eetstoornis. Dan wordt het een gevecht tussen mij en de ander, terwijl het om echt te herstellen een gevecht tussen mij en de eetstoornis hoort te zijn.
Met mijn partner heb ik hier al een hele weg in afgelegd.
Lang had hij het gevoel dat als hij mij niet meer zou proberen te dwingen om te eten, de eetstoornis gewoon nog groter zou worden en ik nog minder zou gaan eten. Het is een aanvaardingsproces voor hem geweest dat hij mij niet kan dwingen en dat – hoe eng dit voor hem ook was – hij geen controle heeft over mijn beslissingen rond eten. Hierin was en is het natuurlijk ontzettend belangrijk dat ik wel de juiste hulpverleners rond mij heb, zoals mijn diëtist en therapeut. Niet alleen ik, maar ook hij moest vertrouwen opbouwen in hun deskundigheid om mij te helpen. Dat lijkt me als buitenstaander, als je zelf niet in de sessies aanwezig bent, nog een pak moeilijker.
Hij feit dat mijn partner mij niet rechtstreeks kan helpen met eten, wil niet zeggen dat hij mij niet kan helpen in mijn proces van herstel. Dat kan hij zeer zeker. Gewoon door er te zijn. Door mij te blijven proberen begrijpen. Door mij graag te zien zoals ik ben. En soms ook door ‘mijn gezonde zelf’ aan te spreken, bv. door te zeggen: ‘Ik zie dat de portie op je bord te klein is.’ Niet te vaak. En alleen dat zinnetje en het dan loslaten.
Het aan mij laten of en wat ik ermee doe; het sterkt mijn gezonde zelf in het aannemen dat de portie inderdaad niet groot genoeg is (want na zoveel jaren met een eetstoornis is het haast rocket science geworden om te zien wat een normale portie is). Het gebeurt dat het me lukt om er ook naar te handelen. Maar even belangrijk voor mij is dat hij niet aandringt op de keren dat het niet lukt.
Tot slot, een kleine shout-out voor alle mensen die er proberen te zijn voor iemand met een eetstoornis. Die de gulden middenweg proberen te bewandelen. Eetstoornissen zijn vaak geen lieverdjes. Het kan al eens botsen en schuren.
Dankjewel om het te blijven proberen.
Jullie zijn goud waard!


